Achtergrondinformatie over vlaggen en vaandels

  1. Wat is een vaandel, wat is een vlag?
  2. Parochies en muziekverenigingen sinds de 19e eeuw: De doorwerking van de neogotiek
  3. Standen, werklieden, land- en mijnbouw: 20e-eeuws design
  4. Daar komen de schutters: Vliegende vaandels en neo-traditionalisme
  5. Door wie werden vlaggen en vaandels gemaakt, en waar?
  6. Prijs en kwaliteit
  7. Technieken

3. Standen, werklieden, land- en mijnbouw: 20e-eeuws design

Einde 19e eeuw maakten vak- en standsverenigingen hun opwachting, als eerste de socialistische beweging en als reactie daarop ook de christelijke. Dit leverde een enorme toename aan vaandelproductie op.

De encycliek Rerum Novarum (‘Over de Nieuwe Dingen’), in 1891 uitgevaardigd door paus Leo XIII, luidde de vorming van de Katholieke arbeidersbeweging in en later die van de Christen-Democratie. Binnen de confessionele zuilen gingen de maatschappelijke standen  zich organiseren – en daar hoorde natuurlijk een vaandel bij. In de steden waren dat ambtenaren- en middenstandsverenigingen, daarbuiten ook de handwerkslieden en boeren – en later de mijnwerkers.
Aanvankelijk volgden de vaandels van de nieuw opgerichte Katholieke vakbonden de neogotische traditie; maar vanaf 1900 begon de smaak van de neogotiek te tanen en werd de invloed van de art nouveau en, later, de art déco voelbaar. Soepele, lichtgekrulde lijnen of geometrische patronen verdelen het vlak, speelse planten en ranken verluchtigen het beeld, en de belettering is strak.

Later worden ontwerpers geïnspireerd door de heldere kleuren en de klare lijnen van glas-in-loodvensters en van Jugendstil-affiches. In deze nieuwe, moderne lichtheid begint ook de vlag de boventoon te voeren, meer dan het statig afhangende vaandel.
Dat betekent ook een verschuiving in techniek: het zware, met borduurde applicaties beladen fluweel of velours van het vaandel werd nu dunner en soepeler, en kleurpatronen werden aangebracht door andere technieken dan borduurwerk: incrustatie (het aan elkaar zetten van “puzzelstukjes” in verschillende kleuren) of beschildering.  Ook betraden professionele ateliers de groeimarkt voor vlaggen en vaandels.

De belangrijkste afnemers waren de machtige Limburgse Land- en Tuinbouwbond (LLTB) en Katholieke Mijnwerkersbond. Ook hier zien we in de vroegste fase een gebruik van neogotische modellen, soms met art-nouveau-invloeden doorschoten. Patroonheilige blijven in het Katholieke Limburg belangrijk, ook voor sociale groepen: St. Isidoor voor de boeren, St. Barbara voor de mijnwerkers, St. Jozef voor de handwerkslieden. Maar als deze bewegingen op stoom komen, rond het midden van de twintigste eeuw, is de smaak sterk aan het moderniseren. Stoere koppen met krachtige lijnen voor een landschap waarin gewerkt moet worden: akker of mijnschacht.

Maar de lijnen worden gaandeweg speelser, geïnspireerd door Cocteau of het expressionisme. Bepaalde symbolen blijven standaard beeldmerken (mijnlamp, gekruiste hamer en houweel) maar andere figuren worden abstracter en meer gestileerd. Ook de belettering (en belangrijk onderdeel van de leesbaarheid van een vlag) wordt modern: schreefloos (zonder steunlijntjes aan de uiteinden van de letterlijnen), en  steeds meer blokletters zonder verschil tussen hoofd- en kleine letters.

De belettering kan ook een grafisch element op zich worden. Wel heel ver gaan de Zuster Dominicanessen van het Bethaniëklooster in Venlo, als zijn een geïncrusteerde vlag maken voor de Boerinnen-Jeugdbond – een verre voorloper van de huidige vrouwenbeweging ZijActief. Een surrealistisch droomlandschap waarin de letters BJB eerder beeld- dan schriftelementen zijn, met hier een leeuwerik en daar een korenaar, onder een stralende zon die ons als een oog aanstaart. Het geheel in keiharde smarties-kleuren. Zo psychedelisch kon katholiek Limburg zijn.

Waar de nieuwe ontwerpers mee “spelen” zijn de universele symbolen die bijna standaard terugkomen: de toren van St. Barbara, de lier van de muziekvereniging, de opgaande zon van de boerenstandsvaandels, de lauwer- en eikentakken (vaak tot een enkel blaadje gestileerd).

Opvallend is de universaliteit van veel voorkomende symbolen op vlaggen en vaandels. We zien ze op exemplaren van meerdere gezindten terugkomen. Voorbeelden hiervan zijn de zon, stralende sterren, in elkaar grijpende handen, eikentakken, lauwertakken en ankers; allemaal staan ze voor positieve krachten die de vereniging tot steun moesten zijn.


Deze informatietekst kan als PDF-brochure worden gedownload. KLIK HIER.