Achtergrondinformatie over vlaggen en vaandels

  1. Wat is een vaandel, wat is een vlag?
  2. Parochies en muziekverenigingen sinds de 19e eeuw: De doorwerking van de neogotiek
  3. Standen, werklieden, land- en mijnbouw: 20e-eeuws design
  4. Daar komen de schutters: Vliegende vaandels en neo-traditionalisme
  5. Door wie werden vlaggen en vaandels gemaakt, en waar?
  6. Prijs en kwaliteit
  7. Technieken

6. Prijs en kwaliteit

Het vervaardigen van het verenigingsboegbeeld had heel wat voeten in de aarde; er werd een vaandelcomité samengesteld en vervolgens werden fondsen geworven om de aanschaf te bekostigen.

Manieren om geld in te zamelen waren talrijk, er werden toneelavonden, tombola’s en fancyfairs georganiseerd, waarvan de opbrengst bedoeld was om een zo mooi mogelijk verenigingssymbool te verwerven. Aan de verenigingsleden werd een maandelijkse bijdrage gevraagd. Als het beoogde bedrag bereikt was, kon de opdracht worden verleend.

De voorkeur ging uit naar prestigieus materiaal. Voor vaandels met een velours ondergrond betekende dat bij voorkeur zijdefluweel gekozen werd maar ook een zware kwaliteit zijdeweefsel was geliefd. Voor vlaggen had natuurzijde lang de voorkeur boven katoen of synthetisch weefsel; linnen zien we incidenteel.

Voor de uitmonstering van het pronkjuweel genoten zijde- en/of goudborduurwerk de voorkeur, voor de afwerking waren goudweefsel, goudgalon, sierband met ingeweven motieven, goud- of zijdefranje en dito kwasten geliefd.

Dat was de ideale, dure oplossing. Niet iedere vereniging kon zich dat veroorloven, en aan de andere kant van het spectrum zien we dat op veel plaatsen voor de sympathieke oplossing van de huisvlijt werd gekozen. Naai- en borduurwerk waren een vaardigheid die tot laat in de twintigste eeuw door veel huisvrouwen werd beheerst, vaak met een hoge mate van vakkundigheid, en in veel gevallen tekenden “de dames” van de vereniging voor de vervaardiging van wat met recht een eigen vlag kon worden genoemd. Die weg werd met name bewandeld in de Boerinnenbonden, later omgedoopt tot Limburgse Vrouwenbeweging en daarna tot ZijActief.

Tussen die twee polen waren veel tussenoplossingen. Slimme alternatieven werden toegepast om voor een beperkt budget een vaandel toch fraai te laten ogen. Verhoogd goudborduurwerk bijvoorbeeld werd vervangen door applicaties met goudweefsel omrand met goudkoord; volledig handmatig geborduurde heiligen waren voortaan subtiel ingeschilderde figuren waarna met enkele borduursteken accenten werden gelegd, of er werd een tamboereermachine gebruikt om hele vlakken met een machinale kettingsteek in te vullen. Ook deze technieken vereisten vaardigheid maar waren minder tijdrovend

De kwaliteit van de materialen had wel invloed op de houdbaarheid van vlag of vaandel. Goedkopere alternatieven verbleekten of verkleurden decennia van gebruik en blootstelling aan de elementen; afwerkingen konden gaan rafelen.

Het budget bepaalde nagenoeg alles. Werd het centrale beeldmerk volledig geborduurd of was een geschilderde uitmonstering voldoende? Was er sprake van een groot aantal letters, punten en komma’s? Het is interessant om te zien hoe de tekst betaalbaar werd gehouden met behulp van talrijke afkortingen.

Aan het eind van de jaren-1940 publiceerde de Katholieke Arbeiders Beweging (KAB) een handleiding voor plaatselijke bestuurders en propagandisten met daarin een aanbeveling voor de aanschaf van een “mooie niet dure” vlag. De Centrale Propagandadienst van de KAB maakte collectieve afspraken met “erkende” kunstenaars en fabrikanten. Dit illustreert een trend:  Vlaggen werden steeds uniformer qua ontwerp, techniek, kleurenscala en materiaal (wollen vlaggendoek). Vlaggen worden uiteindelijk fabrieksmatig bedrukt en gemaakt van katoen of synthetisch materiaal.


Deze informatietekst kan als PDF-brochure worden gedownload. KLIK HIER.