Achtergrondinformatie over vlaggen en vaandels

  1. Wat is een vaandel, wat is een vlag?
  2. Parochies en muziekverenigingen sinds de 19e eeuw: De doorwerking van de neogotiek
  3. Standen, werklieden, land- en mijnbouw: 20e-eeuws design
  4. Daar komen de schutters: Vliegende vaandels en neo-traditionalisme
  5. Door wie werden vlaggen en vaandels gemaakt, en waar?
  6. Prijs en kwaliteit
  7. Technieken

5. Door wie werden vlaggen en vaandels gemaakt, en waar?

Het ontwerpen en vervaardigen van vaandels vereisten vakmanschap en professionaliteit. Tot in de vroege twintigste eeuw werden de borduurwerken uitgevoerd door mannen. De opleiding tot borduurder duurde jaren. Het was een vak en daarom niet voor vrouwen bestemd. Vlaggen en vaandels werden vervaardigd in ateliers die zich op kerkmeubilair of paramenten (kerkelijk textiel) toelegden. Een centrum van kerkateliers bevond zich in Roermond maar ook elders in de provincie doken tal van branchegenoten op. Ieder atelier had zijn specialisatie gericht op het uitvoeren van kerkinterieurs, hetzij houtsnijwerk, hetzij beschilderingen en ook het vervaardigen van vlaggen en vaandels was voor veel kunstwerkplaatsen een belangrijk onderdeel van het dienstenpakket.
Een van de meest bekende en gerenommeerde kerkateliers was dat van architect Pierre Cuypers in Roermond opgericht omstreeks1850 en aangevuld met het borduuratelier van François Charles Stoltzenberg. Andere Roermondse kerkateliers waarvan we nog vaandels en vlaggen hebben kunnen registreren: Van Hove & Laumen, Jos. Lommen & Zn. (Mathieu Lommen vestigde zich later in Schaesberg), en Leon Capiau. Vanuit Venlo vestigde zich de familie Peters in het Duitse bedevaartsoord Kevelaer, waar de Kunststickerei Peters grote faam verwierf met traditioneel geschilderde afbeeldingen omgeven door ornamenten die op de rand van Jugendstil en art nouveau balanceren. Belgische ateliers waar Limburgse verenigingen hun vaandels lieten maken waren Caers in Leuven en Afchain & Vanpoulle in Luik.

In de loop van de twintigste eeuw nam de vraag naar nieuwe vaandels voor de vele nieuwe verenigingen toe, net toen vrouwen hun eerste schreden op de arbeidsmarkt deden. Voorbeelden van bekende kunstwerkplaatsen waren H.J. Lindeman in Den Haag, Gebr. Van Oven in Den Haag, Van Elten in Amsterdam, De vries in Amsterdam, Sint Maartenshuis in Utrecht, Van Diemen in Dordrecht, Van Os in Tilburg en Van de Wiel in Breda.
In de jaren 1920 zien we dat  ‘vaandelfabrikant’ Van Diemen in Dordrecht meerdere meisjes en vrouwen in dienst had.

Een belangrijk reservoir aan arbeidskrachten bevond zich binnen de eigen provincie achter de muren van de nonnenkloosters. Diverse kloosters voorzagen in eigen onderhoud door middel van de productie van paramenten (kerkelijke textielvoorwerpen), vlaggen en vaandels in eigen borduurateliers. Die verschillende kloosterateliers hadden een eigen, herkenbare stijl maar waren uiteraard katholiek in hun werkopvatting. De neogotische stijl ijlde nog lang na, vooral hier. Maar ook hier deed de nieuwe smaak zich gevoelen en zien we nieuwe stijlen opkomen.
De Duitse zusterorde van het Arme Kind Jezus was tijdens de Kulturkampf van 1878 naar Nederland uitgeweken; de vestiging in Simpelveld (ook bekend als “Huize Loreto”) verwierf grote faam. De prijs van hun ongelofelijk fijne borduurwerk was echter hoog en was moeilijk te bekostigen. In de archieven van het SHCL bevindt zich correspondentie tussen het bestuur van KAB Limburg, glazenier Jerome Goffin en Huize Loreto over de uitvoering van enkele door Goffin ontworpen vlaggen in de jaren 1950.
De ontwerpen in de naoorlogse tijd waren strak en heel vaak afkomstig van glazeniers; ontwerpen voor glas-in-lood lenen zich uitstekend voor het werken met de incrustatietechniek.

De zusters Franciscanessen Missionarissen van Maria te Maastricht (en Amsterdam), hadden een opvang voor kansarme meisjes en vrouwen; de meisjes kregen een gedegen opleiding om een goede toekomstige huisvrouw te worden, borduren en handwerken hoorden daar zeker bij. Het klooster had een hoge productie omdat het beschikking had over goedkope arbeidskrachten, de opgevangen meisjes en vrouwen en was met name productief tussen 1935 en 1955.

In Venlo vestigden zich in 1915 de Dominicanessen van Bethanië. De door hen vervaardigde vlaggen waarvan we momenteel weet hebben, zijn van na 1945. Kenmerkend zijn de uit contrasterende vlakken opgebouwde onconventionele voorstellingen in heldere, frisse kleuren. Door middel van schildertechniek werden belangrijke onderdelen geaccentueerd. Waar de oudere ateliers graag zijde gebruiken zien we bij de vlaggen van Bethanië vooral katoen en viscose als basismateriaal; vermoedelijk is hier een budgettaire reden doorslaggevend.

Zo waren er, van Tienray tot het Sittardse Gemmaklooster, vele congregaties die de Limburgse vlaggencultuur tot stand hebben gebracht en doorgegeven. Hun geschiedenis moet nog geschreven worden. Net als die van de niet-kerkelijke productiecentra, van de Schaesbergse familiebedrijf Math. Lommen tot de beeldbepalende en zeer actieve Riek Vermeulen-Joosten uit Sevenum.

Ook zien we dat in de loop van de eeuw met regelmaat dat kunstenaars uit de regio  aangezocht worden om een vlag te ontwerpen en uit te voeren; er werd dan wel gewerkt in een min of meer heersende stijl maar een persoonlijke toets maakte de beoogde vlag tot iets exclusiefs en persoonlijks. In de periode 1925 tot ca. 1960 zijn diverse vlaggen terug te voeren op Limburgse kunstenaars als Jos. Postmes, Joep Nicolas, Edmond Bellefroid, René Smeets, Daan Wildschut en Hub. Levigne.


Deze informatietekst kan als PDF-brochure worden gedownload. KLIK HIER.